
Tijdens de IBT-opleiding heb je vast de OODA-cyclus voorbij zien komen. Het is het meest bekende model dat beschrijft hoe mensen (onder druk ) waarnemen (observeren, oriënteren), besluiten en handelen in een voortdurende lus van Observe – Orient – Decide – Act.
Het model sluit wat mij betreft naadloos aan bij het proefschrift van Wendy Dorrestein en haar advies om realistisch te trainen. Dat betekent onder meer veel aandacht voor de voorfase, oftewel fase 1.
In OODA termen: observeren – orienteren en een plannetje maken … en op basis daarvan beslissen.
En niet gelijk de A (actie) in.
Uit haar onderzoek blijkt dat er in de IBT training meer aandacht voor de voorfase mag zijn.
Daar zit de winst, aldus Wendy.
Hier een mooi fragment van haar radio-1 optreden over de voorfase:
Voor de IBT betekent dat dus de meeste tijd besteden aan oefeningen waarin alle vier de letters (OODA) aanwezig zijn. Dus minder (tenzij…) in de vaardigheid en rollenspel bol en meer in de scenario (ik gebruik liever de term simulatie) bol.
In een eerdere blog kun je lezen wat de grondleggers (Pascal Martens en Gert Jan van Dokkum) van de ‘methodische fasering IBT’ hierover zeggen.
Of je het nu OODA proof trainen noemt of representatief trainen (Wendy Dorrestein) maakt niet uit.
Het gaat om de gedachte er achter. Het observeren en oriënteren is een belangrijk deel van de training.
Wendy Dorrestijn noemt dit fase 1 van het politie optreden. Hier zit enorme winst. En het is een vaardigheid die je kunt oefenen!
Wat betekent dit?
Dat de meeste trainingstijd besteedt wordt aan oefenen waarbij je de volgende vragen moet stellen:
- Observe (Observeren): is er praktijk relevante informatie aanwezig om waar te nemen met al de zintuigen
- Orient (Oriënteren) : is er tijd en ruimte om een beeld te maken o.a. basis van eerdere ervaringen/context enz?
- Decide (Beslissen): is er tijd en ruimte om te beslissen welke actie te ondernemen?
- Act (Handelen): is er tijd en ruimte voor het uitvoeren van de actie waarna de cyclus opnieuw begint met observeren van de gevolgen van je actie en de veranderde situatie.
Verdieping 1
In eerdere blogs hebben we gezien dat de politie training internationaal nog verder gaat: de praktijkrelevante context is de start van de training! Modellen die hierbij horen zijn de Constraint Led benadering (CLA) en Scenario based trainen (SBT). Het oefenen begint in een praktijkrelevante context ( realistische probleem in de woorden van Wendy) en niet met een geïsoleerde vaardigheid. In deze filosofie ga je niet eerst vaardigheden oefenen om ze later toe te passen. Je begint met een op maat gemaakte simulatie – met alle vier de letters (OODA) aanwezig – en deze maak je makkelijker of moeilijker. Op maat betekent in de zone van naaste ontwikkeling van de student/deelnemer.

Verdieping-2
Deze manier van denken sluit aan bij de moderne motorische leertheorie: de Constraints-Led Approach (CLA).
Een kernidee daarin is dat perceptie en actie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
Wat je ziet (perceptie) en wat je doet (actie) beïnvloeden elkaar voortdurend. Je neemt iets waar, dat roept een reactie op. Die reactie verandert de situatie, waardoor je weer iets anders waarneemt. Zo ontstaat een voortdurende lus: waarnemen → handelen → nieuwe waarneming → nieuw handelen.
Je ziet hier de OODA-cyclus terug: steeds waarnemen, oriënteren, beslissen en handelen. En elke handeling levert weer nieuwe informatie op. Dat is precies wat we moeten oefenen — niet te snel doorschieten naar ‘beslissen en doen’, maar eerst leren zien.
In makkelijke woorden:
Je leert niet alleen hóe je iets doet, maar wánneer en waarom — omdat wat je ziet bepaalt wat je doet.
Daarom werkt oefenen op de schietbaan met vaste commando’s slecht voor echte situaties.
De waarneming (“Threat!”) is anders dan in het echt (een plotselinge dreiging).
Zo train je een andere PAL (Perception–Action Loop) — en dat gedrag komt niet vanzelf terug op straat.
OODA-proof oefenen betekent dus dat je steeds die echte PAL traint.
- Andere prikkel → ander gedrag.
- Je brein koppelt waarneming aan actie.
- Als de prikkels niet lijken op de praktijk, transfer je niets.
Daarom moet training variëren, representatief zijn en beslissingen uitlokken.
Niet alleen herhalen, maar ‘repetition without repetition’.
In het werk is het elke keer net iets anders. Dus de training moet gaan over je elke keer een beetje aanpassen. En goed blijven waarnemen.
Verdieping -3
Voorbeeld – Aanhouding van een verdachte
Zonder OODA → alleen de A
- Twee agenten oefenen een vaste volgorde:
- “Politie! Lig op de grond! Handen spreiden!”
- De verdachte luistert altijd braaf en volgt het script.
- De oefening draait vooral om het correct uitvoeren van een routine.
- ➡️ Resultaat: prima voor technische beheersing,
- maar de cursist leert niet zien, denken en beslissen — alleen uitvoeren.
Met OODA → OODA-proof aanhouding
- Zelfde oefensituatie, maar de verdachte reageert iets anders:
kijkt weg, mompelt iets, zet een stap achteruit, hand naar jaszak. - De cursist moet observeren (wat zie ik gebeuren?), oriënteren (wat betekent dat?), beslissen (afstand houden, aanspreken, partnerpositie) en pas daarna handelen.
- De trainer blijft binnen de zone van naaste ontwikkeling: de situatie is herkenbaar, veilig en goed te overzien.
- Er is ruimte om te proberen, te falen, te reflecteren en opnieuw te proberen — precies zoals in de Constraints-Led Approach (CLA): “Repetition without repetition.”
- Elke herhaling brengt net iets nieuws: andere toon, andere afstand, andere timing.
➡️ Resultaat:
De cursist leert stap voor stap beter zien wat belangrijk is en handelen vanuit inzicht in plaats van routine.
Het blijft haalbaar, betekenisvol en uitdagend op precies het juiste niveau.
Didactische boodschap voor IBT-docenten
OODA-proof trainen is niet moeilijker — het is rijker.
Je traint tegelijk lichaam én brein, actie én aandacht,
zodat waarnemen, beslissen en handelen één geheel worden.
| OODA-fase | Kenmerken van OODA-proof training | ✅ |
|---|---|---|
| OBSERVE (Waarnemen) | De cursist moet zélf observeren wat er gebeurt, niet wachten op een commando. | ☐ |
| Er zijn herkenbare visuele, auditieve of sociale cues zoals in de praktijk. | ☐ | |
| De omgeving varieert (licht, geluid, afstand, gedrag van tegenspeler). | ☐ | |
| In de debrief wordt gevraagd: Wat zag je? Wat had je eerder kunnen zien? | ☐ | |
| ORIENT (Oriënteren) | De cursist moet betekenis geven aan wat hij waarneemt (dreiging, hulpvraag, verwarring). | ☐ |
| Er is ruimte om risico’s of alternatieven te overwegen. | ☐ | |
| Oriëntatie wordt expliciet besproken: Wat dacht je dat er aan de hand was? | ☐ | |
| DECIDE (Beslissen) | De cursist krijgt keuzemogelijkheden (meer dan één juiste optie). | ☐ |
| De situatie varieert zodat keuzes soms wél, soms níet werken. | ☐ | |
| De besluitvorming wordt besproken in de nabespreking (“Waarom koos je dit?”). | ☐ | |
| De oefening blijft binnen de zone van naaste ontwikkeling: uitdagend, maar haalbaar. | ☐ | |
| ACT (Handelen) | De actie volgt logisch uit wat de cursist zag en besloot — geen ingestudeerd script. | ☐ |
| Context (ruimte, tijdsdruk, gedrag) beïnvloedt de uitvoering. | ☐ | |
| De evaluatie gaat over het effect van het handelen, niet alleen de techniek. | ☐ | |
| BREIN & SITUATIONAL AWARENESS (Overkoepelend) | Perceptie, oriëntatie, beslissing en actie worden als één geheel geoefend. | ☐ |
| Er zit variatie in de oefening: “repetition without repetition.” | ☐ | |
| Reflectie op waarnemen en beslissen is een vast onderdeel van de training. | ☐ | |
| De oefening traint mentale alertheid en situational awareness, niet alleen motoriek. | ☐ |